Kleine vos (Aglais urticae).
Kleur:
Bovenkant met rode grondkleur en zwarte vlekkentekening; bovenkant achtervleugel met zwarte velden, achterrand met zwarte zoom en blauwe vlekjes. De spanwijdte is 22 - 25 cm, de soortnaam is ontleend aan de voedselplant van de rups. De brandnetel (Urtica).
Waar en wanneer:
De kleine vos is en zeer algemene vlinder. In Nederland is de soort overal aan te treffen. De vliegtijd: mei of later, in drie generaties. In maart/april verschijnen al de overwinterende exemplaren.
Voedsel:
De rupsen leven op de grote brandnetel. De vlinders voeden zich met nectar van de bloemen van kruiden en heesters, de kleine vos, een ijverige bloemenbezoeker, is een trouwe gast op onze budleias, herfstaster en andere planten. De drie generaties gaan vaak zonder merkbare onderbreking in elkaar over. De vlinders overwinteren in holle bomen, huizen e.d. op vochtige, koele plaatsen.
Vliegperiode:
Het leven van de dagvlinder zelf is kort. De meeste vlinders worden niet ouder dan één tot drie weken, met uitzondering van dagvlinders, die als vlinder overwinteren, zoals de dagpauwoog en de kleine vos. Deze overwinteraars kunnen meer dan een half jaar leven.
Levenscyclus:
De levenscyclus van een vlinder omvat naast de volwassen vlinders nog drie stadia, nl ei, rups en pop. Het grootste deel van het jaar is de vlinder in de vegetatie aanwezig.
Jacob Bijlsma, Broeksterwoude.
foto links: de kleine vos. foto: Reint Jacob Schut.
